Het chronisch blaaspijnsyndroom (CBPS) is een aandoening die gepaard gaat met pijn of ongemak naarmate de blaas zich vult.
Dit gaat samen met verschillende pijn- en plasklachten. Er zijn geen tekenen van urineweginfectie bij urineonderzoek.
Welke klachten kan je ervaren?
Het chronisch blaaspijnsyndroom wordt gekenmerkt door pijn- en plasklachten:
- pijn in de blaas naarmate deze vult, pijnverlichting na plassen
- constante plasdrang of verhoogde plasdrang
- frequent plassen overdag, nachtelijk plassen
- moeizaam plassen, onderbroken straal, onvolledig leegplassen
Daarnaast kan het gepaard gaan met pijn in de onderbuik, plasbuis, vagina of ter hoogte van de bekkenbodem.
De pijnklachten worden vaak erger door spannende kleding, stress, pikante voeding, citrusvruchten of dranken zoals koffie, alcohol of zure dranken.
Ook constipatieklachten en pijn bij vrijen kunnen aanwezig zijn.
Hoe ontstaat het?
De exacte oorzaak is onbekend.
Het kan ontstaan door het niet goed functioneren van de beschermende cellen van de blaaswand, verhoogde zenuwprikkeling in de blaaswand, infecties, auto-immune aandoening, uitgebreid pijnsyndroom.
Om de diagnose van chronisch blaaspijnsyndroom te kunnen stellen moeten voor de hand liggende oorzaken zoals urineweginfecties, blaaspoliepen, ... worden uitgesloten.
Chronisch blaaspijnsyndroom komt voornamelijk voor bij vrouwen (5-10x meer dan bij mannen) en start meestal rond de leeftijd van 30-40 jaar.
Het komt vaak samen voor met allergieën, prikkelbare darmsyndroom, migraine, vulvodynie, bekkenbodemproblemen, sjögren syndroom.
Hoe wordt het vastgesteld?
Je arts zal je vragen naar de verschillende klachten van pijn, plassen, stoelgangsklachten en andere.
Urineonderzoek zal worden uitgevoerd om een urineweginfectie uit te sluiten. Bij CBPS wordt geen infectie vastgesteld, maar kan er wel een verhoogde aanwezigheid van witte bloedcellen worden vastgesteld.
Lichamelijk onderzoek zal weinig tot geen duidelijke afwijkingen aantonen.
Bij het vaginaal onderzoek kan een verhoogde spanning in de bekkenbodemspieren worden vastgesteld.
Een plaskalender laat toe het plas- en drinkpatroon te beoordelen, hierbij is het ook nuttig de pijnscores aan te geven bij volle blaas.
Een uroflowmetrie en echo residubepaling laat toe de plasstraal te beoordelen en ook of de blaas leeg is na plassen.
Om andere oorzaken uit te sluiten kan ook een blaasfunctieonderzoek voor het beoordelen van de blaasspier- en sluitspierwerking noodzakelijk zijn.
Bij een cystoscopie onder narcose waarbij de blaas maximaal wordt gevuld (hydrodistensie) kunnen typische bloederige letsels in de blaas zichtbaar worden (Hünner ulceraties of puntbloedingen).
Dit komt voor bij één op de tien, de afwezigheid hiervan sluit de diagnose dus niet uit.
Hoe wordt het behandeld?
Gezien het een chronische pijnaandoening betreft met verschillende gradaties en uitingsvormen, is er geen sprake van één behandeling die voor iedereen werkt.
Het is met andere woorden zoeken naar wat helpt om de klachten te verminderen of onderdrukken.
De behandeling kan bestaan uit één of meerdere van de volgende zaken:
- urotherapie en blaastraining
- bekkenbodemtherapie
- pijnstilling, zoals paracetamol en ontstekingsremmers
- medicatie met pijnstillend en blaaskalmerend effect, zoals amytriptyline en gabapentine
- blaasspoelingen waarbij de glucosamineglycaanlaag van de blaaswand wordt hersteld
- operaties zoals blaashydrodistensie, laserbehandeling van de bloederige blaasletsels, sacrale neuromodulatie, botulinetoxine in de blaas
Als geen van bovenstaande helpt en de pijn- en plasklachten teveel invloed hebben op de levenskwaliteit, kan het verwijderen van de blaas met aanleggen van een neoblaas of urostoma overwogen worden. Bij een zeer kleine blaas kan het vergroten van de blaas met een stuk darmweefsel volstaan (blaasaugmentatie).
Volg @plaspraat