Bij kinderen is het niet ongewoon dat ze aangeven dat ze een plotse plasdrang hebben en het gevoel hebben het niet meer te kunnen ophouden.

Dit is vaak op een ongeschikt moment, zoals tijdens een autorit of tijdens boodschappen doen, en dat terwijl je als ouder wellicht nog net voordien je kind hebt aangespoord te gaan plassen.

Je kan het als ouder zeer frustrerend vinden, maar eigenlijk kan je kind er weinig aan doen, want vijf minuten voordien had het waarschijnlijk helemaal geen plasdrang.

Bij peuters en kleuters hoort dit nog bij het normale zindelijkheidsproces.

Als deze klachten aanhouden bij kinderen van 4 jaar of ouder en ook frequent voorkomen, zoals bijvoorbeeld vaak uit de klas moeten gaan om te gaan plassen, regelmatig het spel of eten moeten onderbreken om te gaan plassen, dan wordt er best nagekeken wat er nodig is om het plaspatroon aan te passen.

Wat is dat nu eigenlijk?

Bij een pasgeboren baby gaat de blaas reflexmatig samentrekken, ongeveer 1x per uur.

Naarmate het kind groter wordt, ontstaat er communicatie tussen de hersenen en de blaas.

De controle over de blaas neemt toe tot het kind zindelijk is en dus bewust kan beslissen om te gaan plassen, meestal rond de leeftijd van 2 à 3 jaar.

Dan nog duurt het tot de leeftijd van 4 à 5 jaar om de blaas helemaal goed onder controle te krijgen.

Bij sommige kinderen verloopt dit proces echter moeizamer en blijft het kind te vaak naar toilet gaan of ervaart het zelfs andere plasklachten zoals urineverlies.

In normale omstandigheden, bij een normale vochtinname* en normale fysieke inspanningen, gaan kinderen 3 tot 8 keer per dag plassen.

Van zodra iemand 8 keer of meer per dag plast, wordt dit beschouwd als veelvuldig plassen overdag, ook wel pollakisurie genoemd.

In vele gevallen gaan deze klachten hand in hand met een plots opkomende hevige plasdrang (ook wel “urge” of “urgency” genoemd).

Soms is deze plasdrang zo uitgesproken dat het toilet niet op tijd bereikt wordt en er dus ongewenst urineverlies is.

Dit kan gaan van enkele druppels tot een volledige plas (aandrangincontinentie).

*bij kinderen tot 6 jaar 1 liter tussen ontbijt en avondeten; boven de 6 jaar minstens 1,5 liter tussen ontbijt en avondeten

Waarom heeft mijn kind hier last van?

De meest voorkomende oorzaken van (te) vaak gaan plassen zijn:

er is sprake van vaak plassen, hevige plotse plasdrang en soms ook urineverlies / druppelverlies nog voor het toilet te bereiken

bij plotse plasdrang kan er sprake zijn van “ophoudmanieren”, zoals de benen kruisen, hurken met één hiel tussen de billen, knijpen in de plasser

kinderen met overactieve blaas hebben ook vaker constipatieproblemen en/of gedragsstoornissen zoals ADHD

  • bekkenbodemproblemen

onvoldoende ontspannen van de bekkenbodemspieren bij plassen, duwen om te plassen

ophoudgedrag zowel voor plassen als stoelgang kan ervoor zorgen dat de bekkenbodemspieren overspannen raken

ook bij angst- of stressgevoelens kunnen de bekkenbodemspieren overmatig worden aangespannen en plas- en stoelgangsproblemen veroorzaken

  • foutief plas- en drinkgedrag

vaak gaan plassen zonder dat er plasdrang is of uit voorzorg voor je ergens naartoe gaat

veelvuldig drinken van blaasprikkelende dranken zoals bruisende dranken of dranken die de urineproductie stimuleren zoals melkdranken

  • constipatie

bij constipatie of verstopping gaat je kind minder dan 3x per week naar het toilet voor stoelgang

er is sprake van buikkrampen, buikpijn, harde stoelgang, pijn bij persen

dit gaat meestal samen met pijn bij plassen, jeuk, sterk ruikende urine, ophoudgedrag of urineverlies

Wat kan ik zelf doen?

Indien het veelvuldig plassen en de plotse aandrang normale activiteiten of situaties verstoort, is het raadzaam om hulp te zoeken.

Je kan sowieso zelf al een aantal dingen doen om het plasprobleem aan te pakken.

Zorg voor een gezond drink-, plas- en stoelgangspatroon:

  • laat je kind voldoende drinken tussen ontbijt en avondeten, minstens 1 liter per dag, liefst water
  • stimuleer je kind om de plas wat langer op te houden, verplicht je kind niet te gaan plassen als het geen plasdrang heeft (blaastraining)
  • zorg dat je kind comfortabel op het toilet zit, voorzie een opstapbankje zodat het met de voeten kan steunen en een kleinere toiletbril zodat de bekkenbodem goed ondersteund is
  • zorg dat je kind regelmatig stoelgang maakt, want een goede darmwerking is van belang voor een goede blaascontrole; vermijd constipatie, ook hiervoor is voldoende bewegen, voldoende drinken en vezelrijke voeding belangrijk

Als je kind ophoudgedrag vertoont voor stoelgang kan je gedurende enkele weken stimuleren dat je kind na elke maaltijd minstens 5 minuten op toilet gaat zitten.

Na het eten worden de darmen namelijk gestimuleerd en is de kans op stoelgang maken groter.

Door het vaste toiletmoment leuk te maken met een boekje of muziek leert je kind de tijd te nemen om stoelgang te maken.

Wat kan je arts doen?

Indien de levensstijladviezen en blaastraining geen effect hebben op de plasklachten, ga je best met je kind langs bij je huisarts of uroloog.

Onderzoeken

De arts zal vragen stellen over de plasklachten, stoelgangsproblemen, pijnklachten,...

Om de oorzaak van het frequent plassen te achterhalen zullen onderzoeken worden uitgevoerd:
(niet noodzakelijk allemaal, afhankelijk van de klachten en de bevindingen)

  • lichamelijk onderzoek
    onderzoek van de buik, uitwendige geslachtsdelen om afwijkingen vast te stellen    
    zoals tekenen van constipatie, afwijkingen van de geslachtsdelen
  • beeldvorming van nieren en blaas
    door middel van echografie (scans worden bij kinderen enkel in uitzonderlijke gevallen uitgevoerd omwille van de straling)

Om de plasproblemen beter in kaart te brengen zijn volgende onderzoeken noodzakelijk:

  • plaskalender
    om het plas-en drinkpatroon te beoordelen   
         ‍
  • uroflowmetrie met echo residu
    om de plasstraal te beoordelen en te kijken of de blaas volledig leeg is na plassen

Afhankelijk van de resultaten van bovenstaande onderzoeken kan het nodig zijn het plasprobleem verder uit te werken met:

  • blaasfunctieonderzoek:
    om de werking van de blaas- en sluitspier tijdens het vullen van de blaas en tijdens plassen te beoordelen
    dit gebeurt bij kinderen enkel als er een neurologische ziekte is en/of meerdere behandelingen geen effect hebben
  • cystoscopie:
    om de binnenkant van de plasbuis en blaas te beoordelen
    dit gebeurt bij kinderen onder narcose en wordt enkel uitgevoerd bij specifieke indicaties, zoals vermoeden van meataal vliesje bij meisjes

 

Behandelingen

Urotherapie is uitermate belangrijk bij de behandeling van plasklachten bij kinderen.

Hierbij wordt via een gerichte en herhaaldelijke begeleiding gewerkt rond:

  • inzicht in hoe de blaas- en bekkenbodemspieren werken
  • bewustwording en verbeteren van drink-, plas- en stoelgangspatroon

Bekkenbodemoefeningen en zenuwstimulatie (TENS) kunnen helpen bij vaak plassen en/of hevige plasdrang door zowel een overactieve als onderactieve blaas, als bij een overspannen bekkenbodem.

Medicatie kan de blaas rustiger maken in het geval van een overactieve blaas.

Een operatie zoals botulinetoxine in de blaas kan de overactieve blaas rustiger maken als bovenstaande onvoldoende helpt.

 

Volg @plaspraat

// inside body tag